Vertalingen aangaan NL>DE
aangaan (ww.) | anfangen (ww.) ; angehen (ww.) ; anknöpfen (ww.) ; antun (ww.) ; beginnen (ww.) ; Belange haben (ww.) ; berühren (ww.) ; betreffen (ww.) ; bewegen (ww.) ; erregen (ww.) ; gehen um (ww.) ; starten (ww.) ; treffen (ww.) |
aangaan (werkw.) | angehen ; betreffen |
aangaan | wirksam werden |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `aangaan`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanbelangenNL: aanflitsenNL: aanknopenNL: aanvangenNL: aanwippenNL: afsluitenNL: bekommerenNL: belang inboezemenNL: betreffenNL: contracterenUitdrukkingen en gezegdes
NL: ik heb een weddenschap aangegaan
DE: ich bin eine Wette eingegangenNL: bij iemand
aangaan
DE: bei einem vorsprechenNL: op iemand
aangaan
DE: auf einen zugehenNL: dat gaat niet aan
DE: das geht nicht anNL: een strijd
aangaan
DE: einen Kampf beginnenNL: wat hem aangaat
DE: was ihn angeht, betrifft, anbelangtNL: dat gaat jou helemaal niets aan
DE: das geht dich gar nichts an