Vertalingen ontfutselen NL>ES
ontfutselen
werkw.
Uitspraak: | [ɔntˈfʏtsələ(n)] |
Verbuigingen: | ontfutselde (verl.tijd ) heeft ontfutseld (volt.deelw.) |
(iets) op een slimme manier van iemand krijgen dat hij of zij eigenlijk niet wil geven -
escamotear iemand zijn inlogcode ontfutselen door in een mailtje net te doen alsof je de systeembeheerder bent. - escamotear a alguien el código de acceso hacerse pasar por el administrador de sistemas. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ontfutselen (ww.) | birlar (ww.) ; coger (ww.) ; enchufar (ww.) ; hurtqr (ww.) ; mangar (ww.) ; robar (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `ontfutselen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afnemenNL: afpakkenNL: aftroggelenNL: bemachtigenNL: benemenNL: bietsenNL: gappenNL: grissenNL: inpikkenNL: leegstelen