Vertaal
Naar andere talen: • aftroggelen > DEaftroggelen > ENaftroggelen > FR
Vertalingen aftroggelen NL>ES
aftroggelen (ww.) birlar (ww.) ; mangar (ww.) ; regatear (ww.) ; robar (ww.)
het aftroggelenel sonsacar (m)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aftroggelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afbedelen
NL: afbietsen
NL: afpakken
NL: afsmeken
NL: aftruggelen
NL: bietsen
NL: gappen
NL: grissen
NL: inpikken
NL: ontfutselen