Vertaal
Naar andere talen: • afzonderen > DEafzonderen > ENafzonderen > FR
Vertalingen afzonderen NL>ES
afzonderen (ww.) expulsar (ww.) ; separarse (ww.) ; separar (ww.) ; segregar (ww.) ; quitar (ww.) ; poner aparte (ww.) ; incomunicar (ww.) ; guardar (ww.) ; extirpar (ww.) ; aislar (ww.) ; escindir (ww.) ; dividir (ww.) ; distanciar (ww.) ; desvincular (ww.) ; bifurcarse (ww.) ; apartar (ww.) ; alejarse (ww.) ; alejar de (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `afzonderen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afnemen
NL: afscheiden
NL: afsplitsen
NL: apart houden
NL: apart zetten
NL: ecarteren
NL: isoleren
NL: lichten
NL: scheiden
NL: separeren