worden

werkw.

Uitspraak:	[ˈwɔrdə(n)]
Verbuigingen:	werd (verl.tijd ) is geworden (volt.deelw.)

1) <koppelwerkwoord dat aangeeft dat iets in een bepaalde toestand komt, begint te zijn of in de toekomst zal zijn>
- be, become, grow

Ik word ziek. - I am getting sick. Hij wil later piloot worden. - He wants to become a pilot later. door de zon lekker bruin worden - get some tan in the sun

2) <hulpwerkwoord van de lijdende vorm>
- be

Er wordt veel gelachen tijdens de voorstelling. - There was a lot of laughter during the perfomance. Tijdens de oorlog werden veel burgers gedood. - There were many civilians killed during the war.

© K Dictionaries Ltd.

worden (ww.)	to become ; to catch a cold
worden	arise ; balding ; be ; come about ; get ; grow ; happen ; harden

Bronnen: interglot; Wikipedia; Wakefield genealogy pages; MWB




NL: bekomen
NL: geworden
NL: terechtkomen
NL: werd
NL: word
NL: wordt

NL: hij wordt morgen 9 jaar EN: he'll be nine to-morrow
NL: ik ben vandaag 20 jaar geworden EN: I'm twenty to-day
NL: wat is er van hem geworden? EN: what has become of him?
NL: er werd gedanst EN: there was a dance
NL: er werd gelachen EN: there was laughter