haperen

werkw.

Uitspraak:	[hapərə(n)]
Verbuigingen:	haperde (verl.tijd ) heeft gehaperd (volt.deelw.)

even niet goed werken - falter, flag, get stuck

De geluidsinstallatie haperde even, maar doet het nu weer. - The sound installation faultered a bit, but now it's on again.

© K Dictionaries Ltd.

haperen (ww.)	to falter ; to hesitate ; to misfire ; to stagnate ; to stammer ; to stay put ; to stick ; to stop ; to stutter ; to waver
het haperen	the sticking fast
haperen	go on blink ; go on the blink ; malfunction

Bronnen: interglot; Wikipedia; Wakefield genealogy pages




NL: blijven steken
NL: hakkelen
NL: mankeren
NL: stagneren
NL: stamelen
NL: stokken
NL: stotteren
NL: vastlopen

Let op; `stick` wordt wel in US-Engels gebruikt maar niet of zelden in UK-Engels. In US-Engels gebruikt men `stickshift / stick`

NL: dat hapert nooit EN: that never fails
NL: er hapert iets aan de motor EN: there's s.th. wrong with the engine
NL: het gesprek haperde EN: the conversation flagged
NL: zonder haperen EN: without a hitch