idee

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[iˈde]
Verbuigingen:	ideeën (meerv.)

1) wat je (over iets of iemand) denkt - Vorstellung (die ~), Gedanke (die ~), Idee (die ~)

Ik heb het idee dat hij liegt. - Ich denke, dass er lügt. goede ideeën hebben over energiebesparing - gute Ideen zum Energiesparen haben

geen flauw idee hebben (=helemaal niets weten (van iets)) - überhaupt keine Ahnung (von etwas) haben We zijn verdwaald, ik heb geen flauw idee waar we zijn. - Wir haben uns verirrt, ich habe überhaupt keine Ahnung, wo wir sind.

2) wat je ineens bedenkt - Idee (die ~)

Mijn muziekleraar heeft me op het idee gebracht om naar het conservatorium te gaan. - Mein Musiklehrer hat mich auf die Idee gebracht, zum Konservatorium zu gehen. Het is een slecht idee om morgen naar strand te gaan, want het gaat regenen. - Es ist keine gute Idee, morgen an den Strand zu gehen, denn es wird regnen.

© K Dictionaries Ltd.

het idee	die Ahnung
de idee (v)	die Anschauung ; die Ansicht ; die Ansichtsweise ; die Denkweise ; der Einfall ; die Eingebung ; die Einsicht ; der Gedanke ; das Gedächtnis ; die Idee ; die Vorstellung
idee	der Gedanke ; Geistesprodukt ; die Idee

Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary




NL: begrip
NL: denkbeeld
NL: gedachte
NL: gezichtspunt
NL: ingeving
NL: interpretatie
NL: inval
NL: inzicht
NL: lezing
NL: mening

NL: geen juist idee (van iets hebben) DE: keinen rechten Begriff
NL: geen flauw idee (van iets hebben) DE: keine blasse Ahnung
NL: naar mijn idee DE: meiner Meinung nach
NL: idee in (iets hebben) DE: Lust zu
NL: (dat) is maar een idee van je! DE: bildest du dir nur ein!