Vertalingen zet NL>DE
de zet
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [zɛt] |
Verbuigingen: | zetten (meerv.) |
1) het duwen -
Schubs (der ~) iemand een zetje geven - jemandem einen Schubs geben |
2) keer dat je een schaakstuk of een damsteen verplaatst -
Zug (der ~) Je bent aan zet. - Du bist am Zug. tegenzet - Gegenzug |
een slimme zet (=een handige manier van doen) - ein schlauer Zug
|
aan zet zijn (=aan de beurt zijn om iets te doen) - am Zug sein
De rebellen willen onderhandelen; de regering is nu aan zet. - Die Rebellen wollen verhandeln; jetzt ist die Regierung am Zug.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de zet (m) | der Anprall ; der Puff ; der Schachzug ; der Schlag ; der Spielzug ; der Stoß ; der Zug |
zet | das Zett |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `zet`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: beurtNL: crapaudNL: daadNL: duwNL: duwtjeNL: geestigheidNL: gestoelteNL: porNL: schaakstukverplaatsingNL: schaakzetUitdrukkingen en gezegdes
NL: aan
zet (zijn)
DE: (schaaksp.) am ZugeNL: Iemand een
zet(tje) geven
DE: einem einen Stoß geben, (figuurlijk: voorthelpen) einem auf die Sprünge helfenNL: (dat) was een goede
zet
DE: (goed gezegd) hat er ihm (dir usw.) gut gegeben, war gut gegeben