Vertalingen zak NL>DE
de zak
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [zɑk] |
Verbuigingen: | zakken (meerv.) |
1) buigzaam voorwerp van soepel materiaal als stof, papier of plastic, dat op één zijde na, gesloten is en waar je dingen in kunt opbergen -
Tasche (die ~), Beutel (der ~), Sack (der ~) een zak aardappelen - ein Sack Kartoffeln suikerzakje - Zuckertüte |
de zak van Sinterklaas (=de zak waarin Sinterklaas alle cadeautjes heeft) - Nikolaussack
|
iemand onder uit de zak geven (=iemand een stevige straf geven) - jemanden ordentlich bestrafen
|
in zak en as zitten (=erg verdrietig of teleurgesteld zijn) - in Sack und Asche sitzen
|
iemand de zak geven (=iemand ontslaan) - jemanden entlassen
|
zakjes plakken (=in de gevangenis zitten) - im Gefängnis sitzen
|
2) soepele opbergplaats in kledingstukken -
Tasche (die ~) broekzakken - Hosentaschen met je handen in je zak - mit den Händen in der Tasche |
iemand in je zak kunnen steken (=veel beter zijn dan iemand) - jemanden in die Tasche stecken können
|
Dat kun je in je zak steken. (=die opmerking is voor jou bedoeld.) - Das kannst du dir merken.
|
geen cent op zak hebben (=geen geld bij je hebben) - keinen Cent in der Tasche haben
|
3) mannelijk geslachtsdeel waar de zaadballen in zitten -
Sack (der ~), Hodensack (der ~) 4) nare man -
Sack (der ~), Scheißkerl (der ~) 5) deel van de uitdrukking: -
er geen zak van begrijpen (=er niets van begrijpen) - keinen Sack davon verstehen
|
er geen zak aan vinden (=het saai vinden) - nichts daran finden
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de zak (m) | die Handtasche ; die widerwärtiger Mensch ; der widerwärtige Mensch ; die Tüte ; die Tasche ; das Skrotum ; der Sack ; der Papiersack ; die onangenehmer Mensch ; der onangenehme Mensch ; die Hosentasche ; der Beutel |
zak | Bauch ; Vorratsbehälter ; Tunnel ; Teilsteert ; Schlauchbeutelverpackung ; Sack zu Verpackungszwecken ; Sack ; Beutel ; Behaelter |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `zak`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: balzakNL: beursNL: broekzakNL: buidNL: buidelNL: builNL: klierNL: onaangenaam mensNL: postzakNL: scrotumUitdrukkingen en gezegdes
NL: 10
zak koffie
DE: 10 Sack KaffeeNL: (iemand) in zijn
zak hebben
DE: in der Tasche haben, (zijn meerdere zijn) in die Tasche, in den Sack stecken, (hem door en door kennen) kennen wie seine (Westen) TascheNL: (iets) in zijn
zak steken
DE: in die Tasche steckenNL: dat kon hij in zijn
zak steken
DE: (figuurlijk) das, den konnte er einsteckenNL: diep in de
zak tasten
DE: (veel betalen) tief in die Tasche greifenNL: (geen geld) op
zak (hebben)
DE: in der TascheNL: op vaders
zak leven
DE: seinem Vater auf der Tasche liegen