wegsturen

Vertalingen wegsturen NL>DE

werkw.

Uitspraak:	['wɛ xstyrə(n)]
Verbuigingen:	stuurde weg (verl.tijd ) heeft weggestuurd (volt.deelw.)

1) naar een andere plaats sturen - wegschicken

Toen hij vervelend begon te worden, stuurde ze hem weg. - Als er begann, unangenehm zu werden, schickte sie ihn weg.

2) ontslaan - entlassen

Omdat de resultaten tegenvielen, werd de trainer weggestuurd. - Weil die Ergebnisse enttäuschten, wurde der Trainer entlassen.

Overige bronnen

wegsturen (ww.)	Entlassen (ww.) ; zusenden (ww.) ; wegsenden (ww.) ; wegschicken (ww.) ; versenden (ww.) ; verschicken (ww.) ; verabschieden (ww.) ; suspendieren (ww.) ; schicken (ww.) ; feuern (ww.) ; einsenden (ww.) ; einschicken (ww.) ; abschieben (ww.) ; ablehnen (ww.)
wegsturen (werkw.)	wegschicken ; fortschicken
het wegsturen	das Abschicken ; die Postzustellung ; das Absenden

Bronnen: interglot; Wiktionary

Voorbeeldzinnen met `wegsturen`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

NL: afdanken
NL: afschepen
NL: afwimpelen
NL: afzenden
NL: evacueren
NL: ontheffen
NL: ontslaan
NL: opsturen
NL: posten
NL: sturen

Zojuist vertaald