Vertalingen verbreiden NL>DE
verbreiden (ww.) | ausbauen (ww.) ; ausbreiten (ww.) ; ausdehnen (ww.) ; ausreiben (ww.) ; ausstreichen (ww.) ; ausstreuen (ww.) ; aussäen (ww.) ; ausweiten (ww.) ; erweitern (ww.) ; expandieren (ww.) ; streuen (ww.) ; verbreiten (ww.) ; vergrößern (ww.) ; verteilen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `verbreiden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: alom bekend makenNL: doorvertellenNL: expanderenNL: openenNL: rondstrooienNL: uitbouwenNL: uitbreidenNL: uitdijenNL: uitvaardigenNL: uitzaaien