Vertaal
Naar andere talen: • vastzetten > ENvastzetten > ESvastzetten > FR
Vertalingen vastzetten NL>DE
vastzetten (ww.) beglaubigen (ww.) ; verankern (ww.) ; festsetzen (ww.) ; festmachen (ww.) ; festlegen (ww.) ; festheften (ww.) ; festhalten (ww.) ; festhaken (ww.) ; einsperren (ww.) ; dokumentieren (ww.) ; aufsperren (ww.) ; anlegen (ww.) ; anheften (ww.) ; anbinden (ww.)
het vastzettendas Befestigen
vastzetten anschlagen ; verspannen ; verkeilen ; fest anlegen
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `vastzetten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: beleggen
NL: bevestigen
NL: ergens aan bevestigen
NL: in de cel zetten
NL: klem praten
NL: op spaarrekening vastzetten
NL: opsluiten
NL: vastbinden
NL: vastleggen
NL: vastmaken