Vertalingen uitgaan NL>DE
uitgaan (ww.) | ausgehen (ww.) ; bummeln (ww.) ; gehen (ww.) ; im Schritt gehen (ww.) ; ludern (ww.) ; schreiten (ww.) ; stapfen (ww.) ; steigen (ww.) |
uitgaan (werkw.) | ausgehen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `uitgaan`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanbelandenNL: aankomenNL: aanlandenNL: aflopenNL: arriverenNL: dovenNL: eindigenNL: leeglopenNL: ophoudenNL: stappenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (ik weet niet) of de vlekken er
uitgaan
DE: ob die Flecken ausgehenNL: uitgaande post
DE: ausgehende Post, Ausgänge (Mz)NL: uitgaande rechten
DE: Ausfuhrzoll, Ausgangszoll (der)NL: de
uitgaande wereld
DE: die Kreise der Gesellschaft, die elegante Welt