Vertalingen touw NL>DE
het touw
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [tɑu] |
Verbuigingen: | touwen (meerv.) |
strengen van hennep, staal of kunststof die tot één koord zijn gedraaid en waarmee je dingen kunt vastmaken -
Seil (das ~), Schnur (die ~), Faden (der ~) vliegertouw - Drachenschnur |
de touwtjes in handen hebben (=de baas zijn en de dingen regelen) - die Fäden in der Hand halten
|
ergens geen touw aan vast kunnen knopen (=ergens niets van begrijpen) - etwas nicht begreifen können
|
voortdurend in touw zijn (=steeds bezig zijn) - immer in Bewegung sein
|
iets op touw zetten (=iets gaan organiseren) - etwas in Angriff nehmen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het touw | die Kordel ; die Schnur |
de touw | Bogenstrang (ww.) ; die Leine ; das Seil ; das Tau |
touw | Bindefaden ; Bindegarn ; Erntegarn ; Fasertauwerk ; Hahnepot ; Seil ; der Strick |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; SEG; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `touw`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: boogstrengNL: koordNL: lijnNL: schootNL: touwtjeNL: valUitdrukkingen en gezegdes
NL: touw slaan
DE: Tau schlagen, Seile drehen, seilenNL: (ik kan) er geen
touw aan vastknopen
DE: nicht klug daraus werdenNL: in
touw zijn
DE: im Geschirr sein, beschäftigt seinNL: op
touw zetten
DE: (organiseren) veranstalten, ('n onderneming etc.) anfangen, ('n werk) in Angriff nehmen, (samenzwering) anzetteln