Vertalingen tijdperk NL>DE
het tijdperk
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈtɛitpɛrk] |
Verbuigingen: | tijdperken (meerv.) |
periode met bepaalde eigen kenmerken -
Zeitalter (das ~), Epoche (die ~), Ära (die ~) Een nieuw tijdperk breekt aan. - Eine neue Ära bricht an. |
het stenen tijdperk (=prehistorische periode toen de mensen hun werktuigen en gebruiksvoorwerpen van steen maakten) - Steinzeit
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het tijdperk | die Epoche ; die Periode ; das Zeitalter ; der Zeitraum ; die Ära |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `tijdperk`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: epochNL: epocheNL: eraNL: periodeNL: tijdNL: tijdsgewrichtNL: tijdsruimteNL: tijdsverloopNL: tijdvak