schatten

werkw.

Uitspraak:	[ˈsxɑtə(n)]
Verbuigingen:	schatte (verl.tijd ) heeft geschat (volt.deelw.)

de waarde of grootte van iets onnauwkeurig berekenen - schätzen , veranschlagen

De waarde werd geschat op 40.000 euro. - Der Wert wurde auf 40.000 Euro geschätzt.

iets naar waarde schatten (=beseffen hoe waardevol iets is) - etwas wertschätzen

© K Dictionaries Ltd.

schatten (ww.)	achten (ww.) ; berechnen (ww.) ; kalkulieren (ww.) ; schätzen (ww.) ; taxieren (ww.) ; veranschlagen (ww.) ; voranschlagen (ww.)
het schatten	das Schätzchen ; der Schätze
schatten	abschätzen ; auswerten ; einschätzen ; Kostenschaetzen ; schätzen ; Veranschlagen

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanslaan
NL: afwegen
NL: begroten
NL: beoordelen
NL: bepalen
NL: beramen
NL: berekenen
NL: beschouwen
NL: geringschatten
NL: inschatten

NL: (de waarde) laten schatten DE: abschätzen lassen
NL: (de schade wordt) op 1000 euro geschat DE: auf 1000 Euro abgeschätzt
NL: (dat perceel is met 10000 gulden) te hoog geschat DE: zu hoch bewertet, überbewertet
NL: te laag geschat DE: unterbewertet
NL: geschatte waarde DE: Schätzungswert