Vertalingen rondslenteren NL>DE
rondslenteren (ww.) | bummeln (ww.) ; herumschlendern (ww.) ; herumspazieren (ww.) ; schlendern (ww.) ; spazieren (ww.) ; spazierengehen (ww.) ; umherschlendern (ww.) |
rondslenteren (werkw.) | schlendern |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `rondslenteren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: flanerenNL: klungelenNL: kuierenNL: lopenNL: rondlopenNL: rondwandelenNL: slenterenNL: wandelen