de poot

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[pot]
Verbuigingen:	poten (meerv.)

1) been van een dier - Bein (das ~), Pfote (die ~)

Insecten hebben zes poten. - Insekten haben sechs Beine voorpoot - Vorderpfote

op zijn pootjes terechtkomen (=(van een probleem of een moeilijke situatie) goed aflopen) - auf die Füße fallen

op hoge poten (=boos) - aufgebracht op hoge poten de directeur te spreken vragen - aufgebracht den Geschäftsführer sprechen wollen

iets op poten zetten (=iets beginnen te organiseren) - etwas auf die Beine stellen een kindervakantieweek op poten zetten - eine Kinderfreizeit auf die Beine stellen

2) voet of hand - Pfote (die ~), Finger (der ~)

Blijf met je poten van me af! - Halt deine Finger bei dir!

geen poot uitsteken (=niets doen om te helpen) - keinen Finger krümmen

je poot stijf houden (=niet toegeven) - nicht nachgeben

iemand een poot uitdraaien (=iemand te veel laten betalen) - jemanden übers Ohr hauen

3) iets waarop een meubel staat - Bein (das ~)

een krukje met drie poten - ein Hocker mit drei Beinen tafelpoot - Tischbein

© K Dictionaries Ltd.

poot (znw.)	der Fuß
de poot (m)	das Fahrgestell ; das Untergestell ; die Tunte ; der Schwule ; die Pfote ; der Homosexuelle ; der Homophile ; der Homo ; die Hand ; das Gestell ; das Fußgestell
de poot	der Schwuler ; das Bein
poot	Abstellbock ; Ständer ; Steckling ; Setzstang ; Setzpflanze ; Setzling ; Pfote (Spitzbein) ; Paddel ; Fuss ; Abstellstütze

Bronnen: Horecagids; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: been
NL: de vijf
NL: flikker
NL: hand
NL: handtekening
NL: homo
NL: jat
NL: klauw
NL: knuist
NL: mietje

NL: op zijn achterste poten gaan staan DE: sich auf die Hinterbeine stellen
NL: op hoge poten DE: (figuurlijk) mit geschwollenem Kamm
NL: op zijn poot spelen DE: aufbegehren, spektakeln
NL: goed op poten staan DE: Hand und Fuß haben
NL: (een brief) die op poten staat DE: der sich gewaschen hat
NL: op zijn poten, pootjes terechtkomen DE: (van kat) auf die Pfoten, Füße fallen, (figuurlijk) sich machen, ins Lot kommen
NL: (iets) op poten zetten DE: organisieren, veranstalten, (wieder) in Ordnung bringen