herstellen

werkw.

Uitspraak:	[hɛrˈstɛlə(n)]
Verbuigingen:	herstelde (verl.tijd )

1) (van een zieke) weer beter worden - genesen

Verbuigingen:	is hersteld (volt.deelw.)
herstellen van een longontsteking - von einer Lungenentzündung genesen

2) (iets dat kapot of beschadigd is) weer in orde maken - reparieren , beheben , wiederherstellen

Verbuigingen:	heeft hersteld (volt.deelw.)
gebreken van oude foto's herstellen - Beschädigungen an alten Fotos beheben een gebroken relatie herstellen - eine zerbrochene Beziehung wiederherstellen.

© K Dictionaries Ltd.

herstellen (ww.)	montieren (ww.) ; fixen (ww.) ; flicken (ww.) ; gutmachen (ww.) ; herstellen (ww.) ; hinkriegen (ww.) ; innovieren (ww.) ; instand setzen (ww.) ; instandsetzen (ww.) ; korrigieren (ww.) ; erneuern (ww.) ; neugestalten (ww.) ; renovieren (ww.) ; reparieren (ww.) ; sich erholen (ww.) ; verbessern (ww.) ; wiederaufbauen (ww.) ; wiedereinsetzen (ww.) ; wiederherstellen (ww.) ; wiederinstand setzen (ww.) ; deichseln (ww.) ; bessern (ww.) ; berichtigen (ww.) ; ausrichten (ww.) ; ausbessern (ww.) ; ausbauen (ww.) ; aufbessern (ww.) ; abhelfen (ww.)
herstellen (werkw.)	wiederherstellen ; reparieren
herstellen	Ausbesserung ; Überholung ; überholen ; Wiedergutmachung ; wieder gutmachen ; wieder einsetzen ; schrumpfen ; gesunden ; genesen

Bronnen: interglot; Trueterm; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Diving dictionary; Omegawiki.org




NL: beter worden
NL: beteren
NL: bijwerken
NL: corrigeren
NL: fiksen
NL: goedmaken
NL: hernieuwen
NL: hervinden
NL: herzien
NL: in orde brengen

NL: (iemand) in zijn rechten herstellen DE: wieder in seine Rechte einsetzen
NL: (iemand) in zijn eer herstellen DE: rehabilitieren
NL: (het evenwicht) herstelt z. DE: stellt sich wieder her
NL: z. herstellen DE: (van industrie, prijzen etc.) sich erholen
NL: (z. van de schrik, van een verlies, van een ziekte) herstellen DE: erholen
NL: (even stond hij perplex, maar) hij herstelde zich spoedig DE: er faßte sich bald wieder
NL: van een ziekte herstellen DE: von einer Krankheit genesen, sich von einer Krankheit erholen
NL: een herstellende DE: ein Genesender
NL: herstellende (zijn) DE: auf dem Wege der Besserung