Vertalingen piepen NL>DE
piepen
werkw.
Uitspraak: | [pipə(n)] |
Verbuigingen: | piepte (verl.tijd ) heeft gepiept (volt.deelw.) |
1) een hoog geluid voortbrengen -
piepen , piepsen , quietschen een piepende deur - eine quietschende Tür |
2) klagen en zeuren -
jammen Hij blijft er maar over piepen dat hij niet is uitgenodigd! |
3) deel van de uitdrukking: -
Het is snel gepiept. (=het duurt niet lang, het is snel klaar) - Das haben wir gleich.
|
4) deel van de uitdrukking: -
er stiekem tussenuit piepen (=er stilletjes vandoor gaan) - sich still dadurchtun
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
piepen (ww.) | knarren (ww.) ; piepsen (ww.) ; quietschen (ww.) |
piepen (werkw.) | piepen ; piepsen ; quietschen |
piepen | piepen ; quietschen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `piepen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: fluisterenNL: fluitenNL: glurenNL: jammerenNL: jassenNL: poffenNL: wegglippenUitdrukkingen en gezegdes
NL: zoals de ouden zongen,
piepen de jongen
DE: wie die Alten sungen, zwitschern die JungenNL: 'm
piepen
DE: türmen, stiften gehenNL: hij is 'm gepiept
DE: er ist auf und davon