Vertalingen paar NL>DE
I het paar
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [par] |
Verbuigingen: | paren (meerv.) |
1) tweetal dat bij elkaar hoort -
Paar (das ~) een paar schoenen - ein Paar Schuhe bruidspaar - Brautpaar |
2) enkele -
paar iets een paar keer opnieuw proberen - etwas ein paar Mal erneut versuchen |
II paar
bijv.naamw.
(van een getal) deelbaar door twee -
gerade (Zahl) © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het paar | das Duo ; das Liebespaar ; paar ; das Paar ; der Paar ; die zwei Personen die zusammen gehören ; das zwei Stück |
paar | Adern-Paar ; Messpunktpaar |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `paar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: duoNL: echtpaarNL: enigeNL: enkeleNL: evenNL: koppelNL: levenspaarNL: sommigeNL: stelNL: stelletjeUitdrukkingen en gezegdes
NL: drie
paarschoenen
DE: drei Paar SchuheNL: een
paar dagen
DE: ein paar Tage, einige TageNL: een
paar keer
DE: ein paarmalNL: bij het
paar (verkopen)
DE: paarweiseNL: paar aan
paar, bij paren (lopen)
DE: Paar und Paar, zu PaarenNL: paar of on
paar
DE: Paar oder unpaar