Vertalingen paar NL>EN
I het paar
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [par] |
Verbuigingen: | paren (meerv.) |
1) tweetal dat bij elkaar hoort -
pair, couple een paar schoenen - a pair of shoes bruidspaar - a married couple |
2) enkele -
couple iets een paar keer opnieuw proberen - try to do something a couple of times |
II paar
bijv.naamw.
(van een getal) deelbaar door twee -
divide, pair up © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het paar | the couple ; the couple for live ; the duo ; the pair ; the tandem ; the the two ; the two |
paar | pair ; set a few ; wire pair |
Bronnen: Vlietstra; interglot; MWB; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `paar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: duoNL: echtpaarNL: enigeNL: enkeleNL: evenNL: koppelNL: levenspaarNL: sommigeNL: stelNL: stelletjeUitdrukkingen en gezegdes
NL: bij paren
EN: in couples (pairs)NL: een vrijend
paartje
EN: a couple of lovers, two loversNL: het jonge
paar
EN: the young coupleNL: een
paar dagen (dingen, enz.)
EN: a few days (things, etc.)NL: niet ieder
paar hoort bij elkaar
EN: every couple is not a pair