Vertalingen echtpaar NL>DE
het echtpaar
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈɛx(t)par] |
| Verbuigingen: | echtpaarparen (meerv.) |
twee mensen die met elkaar getrouwd zijn -
Ehepaar (das ~) © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: TruetermVoorbeeldzinnen met `echtpaar`

Voorbeeldzinnen laden....