Vertalingen oppoken NL>DE
oppoken (ww.) | anblasen (ww.) ; anfachen (ww.) ; anfeuern (ww.) ; anschüren (ww.) ; anstiften (ww.) ; aufregen (ww.) ; aufschüren (ww.) ; aufwiegeln (ww.) ; beunruhigen (ww.) ; bewegen (ww.) ; brennen (ww.) ; erregen (ww.) ; schüren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `oppoken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanblazenNL: aanstokenNL: aanwakkerenNL: agiterenNL: in beroering brengenNL: opporrenNL: opstokenNL: pokenNL: stoken