Vertalingen krak NL>DE
de krak (m) | der Bruch ; der Riß ; der Sprung |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `krak`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: barstNL: breukNL: scheurUitdrukkingen en gezegdes
NL: (een)
krak geven
DE: Krach machenNL: krak!
DE: krach!, knacks!