Vertalingen inpikken NL>DE
inpikken (ww.) | einstecken (ww.) ; hinterziehen (ww.) ; klauen (ww.) ; sich aneignen (ww.) ; unterschlagen (ww.) ; wegnehmen (ww.) ; wegschnappen (ww.) |
het inpikken | das Aneignen ; das Stibitzen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `inpikken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: achterhoudenNL: achteroverdrukkenNL: afnemenNL: afpakkenNL: aftroggelenNL: benemenNL: bietsenNL: gappenNL: grissenNL: jattenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (iets) handig
inpikken
DE: hübsch einfädelnNL: (de politie heeft hem) ingepikt
DE: hopp genommen