Vertalingen huiveren NL>DE
huiveren
werkw.
Uitspraak: | [ˈhœyvərə(n)] |
Verbuigingen: | huiverde (verl.tijd ) heeft gehuiverd (volt.deelw.) |
even met je lichaam trillen -
schaudern , erschaudern huiveren van spanning bij een enge film - bei einem gruseligen Film vor Spannung erschaudern |
huiveren voor (=afkeer hebben van) - erschaudern vor
Puristen huiveren voor de taal van chatters. - Puristen erschaudern vor der Sprache der Chatter.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
huiveren (ww.) | grausen (ww.) ; sich grausen (ww.) ; sich gruseln (ww.) |
huiveren | schaudern ; zusammenzucken |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `huiveren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bevenNL: bibberenNL: griezelenNL: gruwenNL: rillenNL: terugdeinzenUitdrukkingen en gezegdes
NL: ik huiver van d. kou
DE: ich fröstle, mich fröstelt, ich schau(d)ere vor Kälte, mich schau(d)ert vor Kälte DE: (terugdeinzen) zurückschrecken, sich scheuen