Vertalingen hap NL>DE
de hap
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [hɑp] |
Verbuigingen: | happen (meerv.) |
hoeveelheid eten die je in één keer neemt -
Bissen (der ~), Happen (der ~) een hap van je boterham nemen - einen Bissen von seinem Butterbrot nehmen |
een snelle hap (=maaltijd die snel klaar is) - ein schneller Bissen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de hap (m) | der Bissen ; der Happen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `hap`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: beetNL: boeltjeNL: snackUitdrukkingen en gezegdes
NL: een
hap in iets doen
DE: in etwas (4) beißenNL: hap!
DE: schnapp!