Vertalingen beet NL>DE
de beet
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [bet] |
Verbuigingen: | beten (meerv.) |
1) keer dat je bijt -
Biss (der ~), Bissen (der ~), Stich (der ~) een beet uit een reep chocola - ein Bissen von einem Riegel Schokolade |
beet hebben (=een vis aan je haak hebben) - Biss haben
|
2) wond door bijten -
Biss (der ~), Bisswunde (die ~), Stich (der ~) de beet van een hond - der Biss eines Hundes kwallenbeet - Quallenbiss |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de beet (m) | der Biss |
beet | erfaßt ; gefaßt ; geschnappt ; Biss ; Bisschaden ; Bissverletzung ; Hundebiss |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `beet`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bietNL: gepaktNL: hapNL: knauw