Vertalingen afvliegen NL>DE
afvliegen (ww.) | abfliegen (ww.) ; abspringen (ww.) ; aufsteigen (ww.) ; fortfliegen (ww.) ; wegfliegen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afvliegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afspattenNL: afspringenNL: opstijgenNL: wegvliegenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (de trap)
afvliegen
DE: hinunterstürzen, herunterstürzenNL: op iemand
afvliegen
DE: auf einen zustürzen