Vertalingen afspringen NL>DE
afspringen (ww.) | abspringen (ww.) |
het afspringen | der Absprung ; das Hinabspringen ; das Runterspringen ; das Springen |
afspringen | Abplatzen ; Absprengen ; Abtrennen ; herunterspringen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `afspringen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afketsenNL: afspattenNL: afvliegenNL: loslatenNL: naar beneden springenNL: opspringenNL: springenUitdrukkingen en gezegdes
NL: op iemand
afspringen
DE: auf einen zuspringen