1. MWB
  2. Vertalen
  3. afsluiten (NL>DE)
Vertaal
Naar andere talen: • afsluiten > EN • afsluiten > ES • afsluiten > FR
Vertalingen afsluiten NL>DE

afsluiten

werkw.
Uitspraak:  [ˈɑfslœytə(n)]
Verbuigingen:  sloot af (verl.tijd ) heeft afgesloten (volt.deelw.)

1) zorgen dat iets of iemand niet in, uit of door iets kan gaan - absperren , versiegeln , abschließen , verschließen
een jampot luchtdicht afsluiten - ein Marmeladenglas luftdicht verschließen
een weg afsluiten - einen Weg absperren
een gebouw afsluiten - ein Gebäude abschließen

2) zorgen dat iets niet meer werkt - sperren
een computerprogramma afsluiten - ein Computerprogramm abschließen
de stroom afsluiten - den Strom sperren

3) officieel regelen - abschließen
een hypotheek afsluiten - eine Hypothek abschließen

4) een einde maken aan - abschließen , beenden
het zomerseizoen afsluiten met vuurwerk - die Sommersaison mit einem Feuerwerk abschließen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
afsluiten (ww.) zusperren (ww.) ; zudrehen (ww.) ; vollenden (ww.) ; sperren (ww.) ; halten (ww.) ; fertigstellen (ww.) ; fertigmachen (ww.) ; fertigkriegen (ww.) ; fertigbringen (ww.) ; enden (ww.) ; beenden (ww.) ; abbrechen (ww.)
afsluiten (werkw.) verschließen ; sperren ; beenden ; abschließen ; abdrehen
het afsluitendas abschließen
afsluiten Abdämmung ; Zupfropfen ; sperren ; schließen ; beenden ; abstellen ; absperren ; Abschluss der Durchschaltung
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Diving dictionary


Voorbeeldzinnen met `afsluiten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aangaan
NL: afdammen
NL: afgrendelen
NL: afsluiting
NL: afzonderen
NL: beëindigen
NL: besluiten
NL: borgen
NL: contracteren
NL: dichtdoen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: afsluitend examen DE: Abschlußprüfung (die)