Vertalingen afschieten NL>DE
afschieten (ww.) | erschießen (ww.) ; feuern (ww.) ; knallen (ww.) ; lösen (ww.) ; schießen (ww.) ; totschießen (ww.) |
afschieten (werkw.) | abschießen |
het afschieten | das Abfeuern ; das Abschießen ; die Beschießung |
afschieten | erlegen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `afschieten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afknallenNL: afmakenNL: afscheidenNL: afvurenNL: doodschietenNL: fusillerenNL: losschietenNL: schietenNL: schoten lossenNL: vurenUitdrukkingen en gezegdes
NL: op iemand
afschieten
DE: auf einen losgehenNL: (met planken)
afschieten
DE: verschlagenNL: met planken afgeschoten ruimte
DE: Bretterverschlag (der)