Vertalingen afschieten NL>ES
| afschieten (ww.) | asesinar (ww.) ; cazar (ww.) ; descargar (ww.) ; disparar (ww.) ; fusilar (ww.) ; hacer fuego (ww.) ; herir (ww.) ; lanzar (ww.) ; matar (ww.) ; matar a tiros (ww.) ; matar de un tiro (ww.) ; tirar (ww.) |
| het afschieten | el disparo de tiros (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afschieten`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afknallenNL: afmakenNL: afscheidenNL: afvurenNL: doodschietenNL: fusillerenNL: losschietenNL: schietenNL: schoten lossenNL: vuren
