uitwerken

werkw.

Uitspraak:	[ˈœytwɛrkə(n)]
Verbuigingen:	werkte uit (verl.tijd ) heeft uitgewerkt (volt.deelw.)

iets dat al in grote lijnen bestaat, nauwkeuriger maken - ausarbeiten

Dit is nog maar een voorlopige versie die ik nog moet uitwerken. - Dieses ist erst eine vorläufige Version, die ich noch ausarbeiten muss.

© K Dictionaries Ltd.

uitwerken (ww.)	ausarbeiten (ww.) ; ausrechnen (ww.) ; berechnen (ww.) ; genauerumschreiben (ww.) ; kalkulieren (ww.) ; veranschlagen (ww.) ; überschlagen (ww.)
uitwerken	Behandlung ; gravieren ; lösen

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: becijferen
NL: berekenen
NL: bewerken
NL: calculeren
NL: preciseren
NL: uitrekenen
NL: werken

NL: dat zal niet veel uitwerken DE: dabei wird nichts herauskommen DE: ('n wiskundevraagstuk) ausarbeiten, (oplossen) lösen
NL: ('n geneesmiddel) laten uitwerken DE: wirken lassen, sich auswirken lassen
NL: het geneesmiddel is uitgewerkt DE: (werkt niet meer) hat ausgewirkt