Vertalingen schommelen NL>DE
schommelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈsxɔmələ(n)] |
Verbuigingen: | schommelde (verl.tijd ) heeft geschommeld (volt.deelw.) |
1) heen en weer gaan op een schommel -
schaukeln , pendeln De wip vindt hij eng, maar schommelen wil hij wel. |
2) (van getallen) afwisselend hoger en lager zijn -
schwanken , pendeln schommelende beurskoersen - schwankende Börsenkurse De prijs schommelt rond de tweehonderd euro. - Der Preis schwankt und liegt bei rund zweihundert Euro. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schommelen (ww.) | schaukeln (ww.) ; wiegen (ww.) ; wanken (ww.) ; taumeln (ww.) ; schwingen (ww.) ; schwenken (ww.) ; schwanken (ww.) ; schlingern (ww.) ; schleudern (ww.) ; schlenkern (ww.) ; pendeln (ww.) ; hin und her wanken (ww.) |
schommelen (werkw.) | schwingen ; schaukeln |
schommelen | floaten ; Zeigerflattern ; Stellreflexe ; Stellreaktionen ; Schunkeln |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `schommelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: deinenNL: fluctuerenNL: heen en weer zwaaienNL: slingerenNL: waggelenNL: wiebelenNL: wiegenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (de boot) schommelt
DE: schwankt (hin und her), (zeeboot) schlingert