Vertalingen fluctueren NL>DE
fluctueren (ww.) | schwanken (ww.) ; taumeln (ww.) ; wanken (ww.) |
fluctueren (werkw.) | flutuieren |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `fluctueren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: gevarieerdNL: golvenNL: variërenNL: varierend