Vertalingen stapelen NL>DE
stapelen (ww.) | anhäufen (ww.) ; aufhäufen (ww.) ; aufstapeln (ww.) ; häufen (ww.) ; sich häufen (ww.) |
het stapelen | das Stapeln |
stapelen | Aufschichten ; Mehrfachnutzen ; Multiplexing ; pakketieren ; Rauchabzugsrohr ; Satteln ; stapelfähig ; stapeln ; Stapelung |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `stapelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: op elkaar stapelenNL: opeenhopenNL: ophopenNL: opstapelen