Vertalingen opstapelen NL>DE
I opstapelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈɔpstapələ(n)] |
Verbuigingen: | stapelde op (verl.tijd ) heeft opgestapeld (volt.deelw.) |
(dingen) boven op elkaar leggen, een stapel maken van -
aufhäufen , stapeln , aufstapeln stenen netjes opstapelen - Steine ordentlich aufstapeln |
II zich opstapelen
reflexief werkw.
Uitspraak: | [ˈɔpstapələ(n)] |
Verbuigingen: | stapelde zich op (verl.tijd ) heeft zich opgestapeld (volt.deelw.) |
toenemen -
aufhäufen , stapeln , auftürmen De problemen stapelen zich op. - Die Probleme türmen sich auf. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
opstapelen (ww.) | anhäufen (ww.) ; aufhäufen (ww.) ; aufstapeln (ww.) ; aufstauen (ww.) ; hineinfressen (ww.) ; hinunterschlucken (ww.) ; häufen (ww.) ; sammeln (ww.) ; sich häufen (ww.) ; stapeln (ww.) ; verbeißen (ww.) ; versammeln (ww.) |
het opstapelen | das Ansammeln |
opstapelen | aufschichten ; schichten ; verschränken |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `opstapelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aangroeienNL: cumulerenNL: op elkaar stapelenNL: opeenhopenNL: ophopenNL: opkroppenNL: stapelenUitdrukkingen en gezegdes
NL: torenhoog
opstapelen
DE: (auf)türmenNL: z.
opstapelen
DE: sich (an)häufenNL: (wolken) stapelen z. op
DE: türmen (das)