Vertalingen afsnauwen NL>DE
afsnauwen (ww.) | anfahren (ww.) ; anschnauzen (ww.) ; ausfallen gegen (ww.) |
het afsnauwen | das Ausfallend werden gegen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afsnauwen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afbekkenNL: afblaffenNL: snauwenNL: toebijtenNL: toesnauwenNL: uitvallen tegen