Vertaal
Naar andere talen: • snauwen > ENsnauwen > ESsnauwen > FR
Vertalingen snauwen NL>DE

snauwen

werkw.
Uitspraak:  [ˈsnɑuwə(n)]
Verbuigingen:  snauwde (verl.tijd ) heeft gesnauwd (volt.deelw.)

boos en kortaf praten (tegen iemand) - schnauzen
Ze snauwde tegen me dat ik een rotvent ben. - Sie schnauzte mich an, dass ich ein Scheißkerl sei.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
snauwen (ww.) anfahren (ww.) ; anschnauzen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `snauwen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afbekken
NL: afblaffen
NL: afsnauwen
NL: bitsen
NL: grauwen
NL: toebijten
NL: toesnauwen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: tegen iemand snauwen DE: einen anschnauzen, anfahren