Vertalingen afblaffen NL>DE
afblaffen (ww.) | anfahren (ww.) ; anschnauzen (ww.) |
afblaffen (werkw.) | anfahren ; anschnauzen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `afblaffen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afbekkenNL: afsnauwenNL: snauwenNL: toebijtenNL: toesnauwen