Vertalingen aan NL>DE
I aan
bijwoord
1) in werking -
ein , eingeschaltet , an De radio staat aan. - Das Radio ist eingeschaltet. |
2) deel van de uitdrukking: -
het is dik aan tussen hen (=zij zijn zeer goede vrienden of innige geliefden) - sie sind sehr gute Freunde
|
II aan
voorzetsel
1) <je gebruikt dit woord om te zeggen voor wie iets is>
-
an , für een boek aan iemand geven - jemandem ein Buch geben |
het is aan jou om ... (=jij beslist of ...) - es liegt an dir, ...
Het is aan jou of we weggaan. - Es liegt an dir, ob wir weggehen.
|
2) <je gebruikt dit woord bij plaatsaanduidingen>
-
an aan tafel zitten - am Tisch sitzen aan de kust wonen - an der Küste wohnen je handen aan het stuur houden - die Hände am Steuer halten |
het aan je hart hebben (=een ziekte aan je hart hebben) - es am Herzen haben
|
3) <je gebruikt dit woord om een verbinding of een relatie uit te drukken>
-
an een knoop aan je overhemd zetten - einen Knopf an sein Oberhemd nähen aan iemand denken - an jemanden denken |
4) als gevolg van -
an doodgaan aan kanker - an Krebs sterben |
5) bezig met -
an , bei aan het werk zijn - arbeiten |
6) deel van de uitdrukking: -
aan iets toe zijn (=iets nodig hebben) - etwas brauchen
Ik ben toe aan vakantie. - Ich brauche Urlaub.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aan (voorzetsel) | an |
aan | an ; je |
Bronnen: Wiktionary; interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `aan`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aangaandeNL: betreffendeNL: bijNL: bovenNL: circaNL: dichtbijNL: doorNL: inNL: langsNL: metUitdrukkingen en gezegdes
NL: (zijn jullie)
aan het inpakken
DE: beim EinpackenNL: dag
aan dag
DE: Tag für TagNL: aan tafel g
aan
DE: zu Tische gehenNL: aan tafel (wordt niet gesproken)
DE: bei TischeNL: (het staat)
aan mij
DE: bei mirNL: aan een oog (blind)
DE: auf einem AugeNL: (heb ik dat)
aan je (verdiend)
DE: um dichNL: (hij heeft het)
aan de maag
DE: mit dem Magen, am MagenNL: het zit er bij hem
aan
DE: er kann es sich leistenNL: (ik weet niet,) waar ik
aan toe ben
DE: woran ich binNL: hij wil er niet
aan
DE: dazu kann er sich nicht entschließenNL: (f100)
aan bankbiljetten
DE: in BanknotenNL: (hoe komen we)
aan het geld
DE: zu dem GeldeNL: twee
aan twee
DE: je zwei und zweiNL: (er is) niets
aan, (gemakkelijk)
DE: sehr leichtNL: niets
aan, (niet mooi)
DE: gar nicht schönNL: niets
aan (onbeschadigd)
DE: unbeschädigtNL: er is niets van
aan
DE: es ist kein wahres Wort daranNL: (de kachel) is
aan
DE: brenntNL: (de school) is
aan
DE: hat angefangenNL: (de trein) is
aan
DE: ist angekommen