Vertalingen faire FR>NL
[fɛʀ]1 fabriquer, produire - maken - vervaardigen
'faire un gâteau'
een taart maken
'faire un dessin'
een tekening maken2 mesurer, représenter - zijn
'Cette table fait deux mètres de long.'
Deze tafel is twee meter lang.
'Ça fait vingt euros.'
Dat is twintig euro.3 donner comme résultat - zijn
'Deux et deux font quatre.'
Twee maal/keer twee is vier.4 exécuter un mouvement - maken
'faire un sourire'
glimlachen
'faire une chute'
vallen / een val maken5 effectuer, s'occuper de - doen
'faire la cuisine'
koken
'faire un voyage'
een reis maken
'Je ne sais pas quoi faire.'
Ik weet niet wat ik moet doen.6 réaliser, accomplir - doen
'faire une faute'
een fout maken
'faire des efforts'
moeite doen7 avoir comme activité, comme métier - doen
'faire du ski'
skiën
'Qu'est-ce que tu fais dans la vie ?'
Wat doe je voor je boterham?8 causer - doen
'Ce gâteau fait envie.'
Die taart ziet er aanlokkelijk uit.
'faire plaisir à ··· '
iemand plezier/genoegen doen
'faire mal'
pijn doen
'Ces vacances m'ont fait du bien.'
Die vakantie heeft me goed gedaan.
cela ne fait rien
(= cela n'a pas d'importance, ce n'est pas grave) - dat doet er niet toe / dat is niet erg9 avoir comme forme, comme aspect - maken
'faire un angle'
een hoek maken10 avoir tel comportement - doen
'faire l'imbécile'
gek doen11 dire, exprimer - zeggen
'faire non de la tête'
nee schudden met zijn hoofd / nee knikken12 parcourir - afleggen
'Nous avons déjà fait vingt kilomètres.'
We hebben al bijna twintig kilometer afgelegd.[fɛʀ]1 agir - doen
'Il a bien fait.'
Hij heeft gedaan wat er gedaan moest worden.
'Fais comme chez toi !'
Doe maar zoals als bij jezelf thuis! / Maak het jezelf gemakkelijk!
'Vous feriez mieux de rentrer.'
Jullie zouden er beter aan doen om naar huis te gaan.[fɛʀ]1 indique l'état du ciel ou du climat - zijn
'Il fait nuit.'
Het is donker.
'Il fait beau.'
Het is mooi weer.
'Quel temps fait-il ?'
Wat voor weer is het?[fɛʀ]1 causer
suivi d'un inf.
laten - doen
'faire rire ··· '
iemand laten/doen lachen / iemand aan het lachen brengen
'faire tomber ··· '
iets laten vallen
'faire nettoyer ses vêtements'
zijn kleren laten reinigen
'Fais-moi penser à lui téléphoner.'
Help me niet vergeten dat ik hem moet opbellen.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
faire (ww.) | starten (ww.) ; een einde maken aan (ww.) ; handelen (ww.) ; in het leven roepen (ww.) ; ketsen (ww.) ; klaarkrijgen (ww.) ; klaarmaken (ww.) ; maken (ww.) ; plegen (ww.) ; praktiseren (ww.) ; scheppen (ww.) ; sport uitoefenen (ww.) ; doen (ww.) ; tot stand brengen (ww.) ; uitoefenen (ww.) ; uitrichten (ww.) ; uitvoeren (ww.) ; van start gaan (ww.) ; veroorzaken (ww.) ; verrichten (ww.) ; volbrengen (ww.) ; volmaken (ww.) ; voltooien (ww.) ; voor elkaar krijgen (ww.) ; completeren (ww.) ; aandoen (ww.) ; aanrichten (ww.) ; aanstichten (ww.) ; aanvangen (ww.) ; afkrijgen (ww.) ; afmaken (ww.) ; afwerken (ww.) ; beëindigen (ww.) ; beginnen (ww.) ; beoefenen (ww.) ; berokkenen (ww.) ; afronden (ww.) |
faire | draaien ; drijven ; geven ; laten ; pakken ; presteren ; realiseren ; tekenen ; uitmaken ; zetten ; aanmaken |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `faire`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: accomplirFR: composerFR: créerFR: écrireFR: effectuerFR: éleverFR: établirFR: exécuterFR: fabriquerFR: fonderUitdrukkingen en gezegdes
FR: faire de nécessité vertu
NL: van de nood een deugd makenFR: faire des petits
NL: jongen krijgenFR: faire les fonds d'une entreprise
NL: de geldmiddelen voor een onderneming verschaffenFR: faire attention
NL: oplettenFR: faire l'aumône
NL: een aalmoes gevenFR: aussitôt dit, aussitôt fait
NL: zo gezegd, zo gedaanFR: grand bien vous fasse
NL: wel bekome het uFR: chemin faisant
NL: onderwegFR: faire défaut
NL: ontbrekenFR: faire son droit
NL: in de rechten studerenFR: faire faillite
NL: failliet gaanFR: faire la guerre
NL: oorlog voerenFR: faire la leçon à quelqu'un
NL: iemand de les lezenFR: faire une lecture
NL: een lezing houdenFR: faire naufrage
NL: schipbreuk lijdenFR: faire la paix
NL: vrede sluitenFR: faire part de
NL: meedelenFR: une lettre de
faire-part
NL: een huwelijksannonce, verlovingsannonce, overlijdensannonceFR: faire partie de
NL: deel uitmaken vanFR: faire saillie
NL: uitstekenFR: faire une sottise
NL: een dwaasheid uithalen