Vertalingen traspasar ES>NL
traspasar
werkw.
1) pasar un cuerpo de una parte a la parte opuesta de algo -
doordringen La bala le traspasó la pierna. - De kogel is dwars door zijn been gegaan. |
2) pasar de un lado a otro -
oversteken traspasar una frontera - een grens oversteken |
3) llevar una cosa de un lugar para que permanezca en otro -
verplaatsen Traspasó la biblioteca de su habitación al estudio. - Hij heeft de boekenkast van zijn kamer naar de studeerkamer verplaatst. |
4) entregar una persona algo de su propiedad -
overdragen Traspasó el negocio a sus hijos. - Hij heeft de zaak aan zijn kinderen overgedragen. |
5) sentir un dolor físico o moral con mucha intensidad -
doen lijden El dolor por la pérdida de su hijo la traspasaba. - Het verdriet vanwege het verlies van haar zoon deed haar lijden. |
6) quebrar o violar una norma o ley -
overtreden Su conducta traspasa las reglas de la institución. - Zijn gedrag is een overtreding van de normen van het instituut. |
7) sobrepasar una cosa un límite -
overschrijden Su legado traspasa las generaciones. - Zijn legaat gaat over de generaties heen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
traspasar (ww.) | aangeven (ww.) ; aanreiken (ww.) ; afgeven (ww.) ; delegeren (ww.) ; geven (ww.) ; overdragen (ww.) ; overgeven (ww.) ; overhandigen (ww.) ; overschrijden (ww.) ; overstappen (ww.) ; toesteken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `traspasar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: atravesarES: cambiarES: cederES: cruzarES: dejarES: delegarES: endosarES: ensartarES: entregarES: espetar