Vertaal
Naar andere talen: • tapizar > DEtapizar > ENtapizar > FR
Vertalingen tapizar ES>NL

tapizar

werkw.
Uitspraak:  [tapi'ɑuaɾ]

1) forrar con tela u otro material un asiento - stofferen
tapizar un sofá - een bank stofferen

2) cubrir una superficie con algún tejido - bekleden
Tapizaron el suelo con una alfombra bordó. - Ze hebben de vloer bekleed met een bordeauxrood tapijt.

3) cubrir determinada cosa una superficie de gran extensión - bedekken
Las flores tapizaban el prado. - De bloemen bedekten de wei.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
tapizar (ww.) bedekken (ww.) ; behangen (ww.) ; bekleden (ww.) ; calqueren (ww.) ; overtrekken (ww.)
tapizar (ww) stofferen (ww)
Bronnen: interglot; www.stoffeerdersunie.nl/banken-stofferen/


Voorbeeldzinnen met `tapizar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: calcar
ES: cubrir
ES: cumplir con
ES: empapelar
ES: forrar
ES: recubrir
ES: revestir
ES: tapar