Vertaal
Naar andere talen: • sumar > DEsumar > ENsumar > FR
Vertalingen sumar ES>NL

I sumar

werkw.
Uitspraak:  [su'maɾ]

unir varias cantidades en una wiskunde - optellen
Sumó los gastos del mes. - Hij heeft de uitgaven van de maand opgeteld.


II sumar

werkw.

unir una cosa con otras del mismo tipo - toevoegen
Sumó un par extra de zapatos al equipaje. - Hij heeft een extra paar schoenen bij de bagage gelegd.


III sumarse

werkw.
Uitspraak:  [su'maɾse]

unirse a un grupo o adherirse a una ideología - zich aansluiten
Se sumó a la batalla contra la contaminación ambiental. - Hij sloot zich aan bij de strijd tegen de milieuvervuiling.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
sumar (ww.) aanvullen (ww.) ; bedragen (ww.) ; bijrekenen (ww.) ; bijtellen (ww.) ; completeren (ww.) ; erbij tellen (ww.) ; optellen (ww.) ; toevoegen (ww.) ; voltallig maken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `sumar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adjuntar
ES: agregar
ES: ascender a
ES: completar
ES: enumerar
ES: hacer
ES: incluir