Vertalingen sumar ES>NL
I sumar
werkw.
unir varias cantidades en una wiskunde -
optellen Sumó los gastos del mes. - Hij heeft de uitgaven van de maand opgeteld. |
II sumar
werkw.
unir una cosa con otras del mismo tipo -
toevoegen Sumó un par extra de zapatos al equipaje. - Hij heeft een extra paar schoenen bij de bagage gelegd. |
III sumarse
werkw.
unirse a un grupo o adherirse a una ideología -
zich aansluiten Se sumó a la batalla contra la contaminación ambiental. - Hij sloot zich aan bij de strijd tegen de milieuvervuiling. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
sumar (ww.) | aanvullen (ww.) ; bedragen (ww.) ; bijrekenen (ww.) ; bijtellen (ww.) ; completeren (ww.) ; erbij tellen (ww.) ; optellen (ww.) ; toevoegen (ww.) ; voltallig maken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `sumar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: adjuntarES: agregarES: ascender aES: completarES: enumerarES: hacerES: incluir