Vertalingen soportar ES>NL
soportar
werkw.
1) tener una persona o cosa un peso sobre sí -
ondersteunen Una estructura de hierro soportaba la torre. - Een ijzeren structuur ondersteunde de toren. |
2) recibir una cosa la acción de algo que ejerce fuerza sobre ella sin sufrir daño -
weerstaan La embarcación no soportó la tormenta y zozobró. - Het vaartuig weerstond de storm niet en kapseizde. |
3) sufrir una persona daño moral o físico sin ser vencida por él -
uithouden A su edad le costaba soportar las jornadas en la mina. - Op zijn leeftijd kostte het hem moeite om de werkdagen in de mijn uit te houden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
soportar (ww.) | opvangen (ww.) ; volhouden (ww.) ; verteren (ww.) ; verduren (ww.) ; verdragen (ww.) ; uitzingen (ww.) ; uithouden (ww.) ; tolereren (ww.) ; toelaten (ww.) ; stutten (ww.) ; steunen (ww.) ; schragen (ww.) ; schoren (ww.) ; porren (ww.) ; opjutten (ww.) ; ondersteunen (ww.) ; incasseren (ww.) ; iets verduren (ww.) ; harden (ww.) ; gedogen (ww.) ; dulden (ww.) ; dragen (ww.) ; doorstaan (ww.) ; doormaken (ww.) ; doorleven (ww.) ; aansporen (ww.) ; aanjagen (ww.) |
soportar | positief staan tegenover |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `soportar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aguantarES: aguijonearES: animarES: apoyarES: apresurarES: apuntalarES: avivarES: calzarES: comerseES: conllevar