Vertaal
Naar andere talen: • sofocar > DEsofocar > ENsofocar > FR
Vertalingen sofocar ES>NL

I sofocar

werkw.
Uitspraak:  [sofo'kaɾ]

1) producir cierta cosa sensación de ahogo y dificultad para respirar - benauwen
Los ambientes cerrados me sofocan. - Gesloten ruimtes benauwen me.

2) extinguir una cosa que se propaga - blussen
sofocar un incendio - een brand blussen

3) molestar insistentemente a una persona logrando ponerla nerviosa - lastigvallen
Me sofocas con tantas preguntas. - Je valt me lastig met zoveel vragen.

4) hacer sentir vergüenza a una persona - doen blozen
Sofocaba a su vecina con dichos picantes. - Hij bracht zijn buurvrouw aan het blozen met scherpe uitspraken.


II sofocarse

werkw.
Uitspraak:  [sofo'kaɾse]

1) molestarse por algo - boos worden
Si gritas no haces sino sofocarme. - Als je schreeuwt maak je me alleen maar boos.

2) sentir sensación de ahogo por el calor, la falta de aire o la vergüenza - het benauwd hebben
Se sofocó por el viaje tan largo en tren. - Hij kreeg het benauwd van de lange reis met de trein.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
sofocar (ww.) de kop indrukken (ww.) ; iem. verstikken (ww.) ; onderdrukken (ww.) ; smoren (ww.) ; stikken (ww.) ; uit elkaar gaan (ww.) ; uitmaken (ww.) ; verstikken (ww.)
sofocar buiten adem geraken
Bronnen: interglot; Wikipedia; Diving dictionary


Voorbeeldzinnen met `sofocar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: achicar
ES: ahogar
ES: asfixiar
ES: divorciarse
ES: estofar
ES: guisar
ES: reprimir