Vertalingen doblegar ES>NL
I doblegar
werkw.
1) torcer algo que muestra resistencia -
buigen doblegar el hierro - het ijzer buigen |
2) lograr que una persona desista de un propósito -
doen buigen Doblegó su voluntad con amenazas. - Hij heeft zijn wil gebogen met bedreigingen. |
3) derrotar, vencer a un rival -
verslaan doblegar al oponente - de tegenstander verslaan |
II doblegarse
werkw.
rendirse, darse por vencido -
zwichten Se doblegó sin oponer resistencia. - Hij is gezwicht zonder weerstand te bieden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
doblegar (ww.) | onder controle brengen (ww.) |
Bron: WikipediaVoorbeeldzinnen met `doblegar`

Voorbeeldzinnen laden....