Vertaal
Naar andere talen: • doblegar > DEdoblegar > ENdoblegar > FR
Vertalingen doblegar ES>NL

I doblegar

werkw.
Uitspraak:  [doβleaɾ]

1) torcer algo que muestra resistencia - buigen
doblegar el hierro - het ijzer buigen

2) lograr que una persona desista de un propósito - doen buigen
Doblegó su voluntad con amenazas. - Hij heeft zijn wil gebogen met bedreigingen.

3) derrotar, vencer a un rival - verslaan
doblegar al oponente - de tegenstander verslaan


II doblegarse

werkw.
Uitspraak:  [doβleaɾse]

rendirse, darse por vencido - zwichten
Se doblegó sin oponer resistencia. - Hij is gezwicht zonder weerstand te bieden.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
doblegar (ww.) onder controle brengen (ww.)
Bron: Wikipedia

Voorbeeldzinnen met `doblegar`
Voorbeeldzinnen laden....